Een nacht vol draadjes: zo voelt een polysomnografie echt
Waarom iemand überhaupt in een slaaplab belandt
Bijna niemand meldt zich vrijwillig aan om een nacht aan snoeren te liggen. Er zit meestal een langere geschiedenis achter. Vermoeidheid die maar niet overgaat. Een partner die zegt: “Je stopt soms gewoon met ademen, weet je dat?” Of iemand die tijdens autorijden in de middag bijna in slaap valt.
Neem Karin, 42 jaar, projectmanager. Ze dronk steeds meer koffie, sliep zogenaamd 7 à 8 uur per nacht, maar werd wakker alsof ze een nacht had doorgehaald. Haar huisarts dacht eerst aan stress. Pas toen haar man vertelde dat hij haar soms moest porren omdat ze geen geluid meer maakte en dan ineens luid snurkte, ging er een lampje branden: mogelijk slaapapneu. Verwijzing naar het slaapcentrum, en daar kwam het woord waar veel mensen van schrikken: polysomnografie.
Polysomnografie is het standaard slaaponderzoek in een gespecialiseerd slaapcentrum of ziekenhuis als er écht goed gekeken moet worden naar wat er tijdens je slaap gebeurt. Niet alleen of je slaapt, maar hoe je slaapt, hoe je ademt, hoe je hart reageert en wat je spieren en hersenen doen.
Een nacht vol metingen: wat er allemaal aan je geplakt wordt
Polysomnografie klinkt technisch, en eerlijk is eerlijk: dat is het ook. Maar het principe is eigenlijk vrij logisch. Artsen willen drie dingen tegelijk volgen:
- je hersenactiviteit en slaapstadia
- je ademhaling en zuurstofgehalte
- je bewegingen en lichaamshouding
Daarom krijg je tijdens zo’n onderzoek meestal:
- Elektroden op je hoofd en bij je slapen om hersenactiviteit (EEG) te meten. Daarmee zien ze of je in lichte slaap, diepe slaap of REM-slaap zit.
- Plakkers bij je ogen en kin voor oogbewegingen en spierspanning. Zo herkennen ze droomslaap en bijvoorbeeld tandenknarsen.
- Bandjes om borst en buik om te zien hoe je ademt.
- Een klein slangetje of sensortje bij je neus en mond om luchtstroom te meten.
- Een saturatiemeter om je vinger, om het zuurstofgehalte in je bloed te volgen.
- Soms sensoren op je benen om te kijken naar periodieke beenbewegingen.
- Een camera in de kamer om gedrag en houdingen te zien.
Klinkt als een halve kerstboom, en dat voelt het de eerste minuten ook zo. Maar de meeste mensen zeggen achteraf dat het na een tijdje eigenlijk best meevalt. Je kunt nog gewoon op je zij liggen, je omdraaien en naar het toilet lopen (met wat hulp van de laborant die de kabels even bundelt).
“Maar dan slaap ik toch nooit normaal?” – de grootste zorg
Vrijwel iedereen zegt bij binnenkomst in het slaaplab iets in de trant van: “Als ik zo vol draadjes zit, slaap ik nooit zoals thuis.” En ja, de eerste nacht in een vreemde omgeving is anders. Dat weten slaapcentra ook.
Toch is dat meestal minder een probleem dan mensen denken. Ten eerste: je hoeft niet perfect te slapen voor bruikbare data. Artsen hebben vooral genoeg tijd in verschillende slaapstadia nodig. Zelfs als je het gevoel hebt dat je de halve nacht wakker lag, blijkt er op de registratie vaak meer slaap te staan dan je denkt.
Ten tweede: het gaat om patronen. Als je ademhaling elke keer inzakt zodra je in rugligging in droomslaap komt, dan zien ze dat, ook al heb je maar een paar blokken droomslaap. Hetzelfde geldt voor opvallende beenbewegingen of hartritmestoornissen.
En ten derde: slaapcentra zijn er een beetje op ingericht dat je nog enigszins tot rust komt. De kamers zijn donker, redelijk stil, en het personeel is eraan gewend dat mensen gespannen binnenkomen. Er is meestal tijd om vragen te stellen voordat alles wordt aangesloten.
Wat artsen er allemaal uit kunnen halen
Dit is het deel dat veel mensen eigenlijk het meest interessant vinden: wat levert zo’n nacht nou op?
Bij een polysomnografie wordt je nacht in stukjes geanalyseerd. De slaapanalist en de arts kijken onder andere naar:
- Hoe lang je erover doet om in slaap te vallen.
- Hoe vaak je wakker wordt of bijna wakker wordt zonder dat je het zelf doorhebt.
- Hoeveel tijd je doorbrengt in lichte slaap, diepe slaap en REM-slaap.
- Of je ademhaling regelmatig stokt (apneus) of oppervlakkig wordt (hypopneus).
- Hoe vaak je zuurstofgehalte daalt en hoeveel.
- Of je veel beenbewegingen hebt die je slaap verstoren.
- Of er ongewone bewegingen of gedrag optreden, zoals praten, schoppen of uit bed komen.
Bij iemand als Karin bleek bijvoorbeeld dat ze tientallen keren per uur ademstops had, vooral als ze op haar rug lag. Haar zuurstof daalde telkens kort, en haar hersenen schoten steeds even naar een lichter slaapstadium. Overdag voelde ze dat als “onverklaarbare moeheid”. Op papier was het ineens heel verklaarbaar.
Bij een ander kan juist blijken dat er nauwelijks ademhalingsproblemen zijn, maar wél veel korte ontwakingen door beenbewegingen. Of dat de diepe slaap bijna ontbreekt. Dat zijn heel andere richtingen qua behandeling.
Wanneer een polysomnografie wél zin heeft – en wanneer minder
Niet iedereen met slaapproblemen heeft meteen een polysomnografie nodig. Sterker nog, bij veel mensen is een goed gesprek, een slaapdagboek en soms een eenvoudiger onderzoek (zoals een thuistest voor slaapapneu) al een prima eerste stap.
Artsen denken meestal aan polysomnografie bij klachten als:
- vermoeden van slaapapneu, zeker als een thuistest onduidelijk is of als er ook andere problemen spelen (bijvoorbeeld hartziekte of neurologische klachten)
- onverklaarbare extreme slaperigheid overdag
- vermoeden van narcolepsie of andere zeldzame slaapstoornissen
- heftige onrust ’s nachts: schoppen, uit bed komen, praten, gillen
- verdenking op periodieke beenbewegingen of REM-slaapgedragsstoornis
Als je vooral ligt te piekeren, ’s avonds laat nog op je telefoon zit en je wekker elke ochtend te vroeg vindt, dan is de kans groot dat een polysomnografie weinig verrassingen oplevert. Dan ligt de oplossing eerder bij slaapgedrag en bijvoorbeeld cognitieve gedragstherapie voor slapeloosheid.
Een avond in het slaaplab: hoe het er ongeveer aan toegaat
De meeste slaapcentra werken ongeveer zo:
Je meldt je in de avond, vaak tussen 20.00 en 21.00 uur. Je neemt je eigen pyjama mee, soms ook je eigen kussen als dat mag. Een laborant of verpleegkundige legt uit wat er gaat gebeuren. Dan begint het “versieren”: eerst je hoofd ontvetten, dan elektroden plakken met een soort pasta, bandjes om, sensoren op hun plek.
Dit duurt al snel een half uur tot drie kwartier. Daarna krijg je meestal nog even tijd om te lezen, tv te kijken of te ontspannen. Rond je normale bedtijd word je aangesloten op het systeem en mag je gaan slapen. Licht uit, deur dicht, en vanaf dat moment word je de hele nacht geregistreerd.
Word je wakker, moet je naar het toilet, lig je onhandig? Dan kun je gewoon op het belletje drukken. De laborant ziet je ook op een monitor en kan helpen als er iets los zit.
In de vroege ochtend gaat het licht weer aan. De sensoren worden verwijderd (soms blijft er wat pasta in je haar, dat is met douchen weg te krijgen) en je gaat naar huis. De uitslag volgt later, meestal na een paar weken, omdat de hele nacht handmatig moet worden nagekeken.
Hoe betrouwbaar is zo’n nacht eigenlijk?
De vraag is logisch: wat zegt één nacht over jouw hele leven? Meer dan je denkt, maar ook niet alles.
Wat een polysomnografie wél goed kan:
- ademhalingsstoornissen zoals slaapapneu vastleggen
- verstoringen in slaapstructuur laten zien (bijvoorbeeld bijna geen diepe slaap)
- ongewoon nachtelijk gedrag objectief registreren
- het verband tonen tussen hartritme, ademhaling en slaapstadia
Wat het minder goed kan:
- jouw normale thuissituatie perfect nabootsen
- alle vormen van slapeloosheid verklaren
- stress, zorgen of relatieproblemen oplossen (hoe graag mensen dat soms ook zouden willen)
Daarom wordt de uitslag altijd gecombineerd met je verhaal, vragenlijsten en soms aanvullend onderzoek. Een mooie grafiek zegt pas iets als je de mens erachter kent.
Veelvoorkomende misverstanden over polysomnografie
Er doen best veel fabels de ronde over slaaponderzoek.
“Je krijgt een diagnose op de ochtend zelf.”
Nee. De ruwe data zijn er wel, maar die moeten worden gescoord en geïnterpreteerd. Een slaaparts kijkt naar honderden pagina’s aan grafieken. Dat kost tijd.
“Als de uitslag ‘goed’ is, zit het tussen je oren.”
Ook niet. Een normale polysomnografie sluit niet uit dat je slecht slaapt. Het betekent alleen dat er geen duidelijke ademhalings- of bewegingsstoornis te zien is. Dan wordt gekeken naar andere oorzaken, zoals stress, leefstijl of chronische slapeloosheid.
“Je bent de hele nacht onder narcose-achtige bewaking.”
Nee, je slaapt gewoon natuurlijk. Er wordt niets ingespoten, geen medicatie gegeven, tenzij dat in jouw specifieke situatie anders is afgesproken.
“Het is gevaarlijk.”
De metingen zijn passief: ze registreren alleen. Er wordt geen stroom in je lichaam gestuurd. Het vervelendste is meestal wat plakresten in je haar en misschien een onrustige nacht.
Thuis slapen met sensoren: de ‘lichte’ versie
Steeds vaker wordt een deel van het slaaponderzoek thuis gedaan. Dat heet dan bijvoorbeeld een polygrafie of een beperkte slaapregistratie. Je krijgt een apparaat mee naar huis, met bandjes om je borst, een saturatiemeter en soms een neusbrilletje.
Dit is minder uitgebreid dan een polysomnografie in het slaaplab, maar voor veel mensen met een vermoeden van slaapapneu is het een prima eerste stap. Je slaapt in je eigen bed, wat voor sommige mensen juist fijner is. Als de uitslag duidelijk is, is een nacht in het lab soms niet eens meer nodig.
Bij twijfel of bij complexere klachten blijft de polysomnografie in het slaapcentrum wel de gouden standaard.
Hoe bereid je je voor zonder jezelf gek te maken?
Je hoeft geen perfecte patiënt te zijn om een goede meting te krijgen. Maar een paar dingen helpen wel:
- Probeer de dag van tevoren redelijk normaal te doen: geen liters energiedrank, geen nachtdienst draaien.
- Neem iets mee wat je helpt ontspannen: een boek, rustige muziek, je eigen pyjama.
- Vraag alles wat je wilt weten voordat ze beginnen met plakken. Onzekerheid maakt wakkerder dan kabels.
- Verwacht geen perfecte nacht. Dat hoeft ook niet. Het gaat om wat er wél gebeurt, niet om wat er in theorie had moeten gebeuren.
Waarom dit onderzoek meer is dan “even kijken hoe je slaapt”
Voor sommige mensen verandert een polysomnografie echt de koers van hun leven. Dat klinkt groot, maar denk aan iemand met ernstige slaapapneu die na behandeling ineens weer veilig auto kan rijden, of aan iemand bij wie een zeldzame slaapstoornis wordt ontdekt waardoor onverklaarbare valpartijen ’s nachts eindelijk te verklaren zijn.
Aan de andere kant: soms laat het onderzoek zien dat er geen grote afwijkingen zijn. Dat kan frustrerend voelen, maar het is óók informatie. Want dan weet je dat je niet in de categorie valt waarbij je ademhaling ’s nachts steeds instort. Dan kun je met je arts gericht verder kijken naar andere oorzaken en behandelingen.
In Nederland en België zijn er verschillende slaapcentra en ziekenhuizen met gespecialiseerde slaapteams. Op sites als Thuisarts en de Hersenstichting vind je goede basisinformatie over slaapstoornissen en onderzoeken. Meer praktische uitleg over slapen in een slaapcentrum is vaak te vinden op de websites van de ziekenhuizen zelf of bijvoorbeeld op Gezondheidsnet.
Veelgestelde vragen over polysomnografie
Doet een polysomnografie pijn?
Nee. Het kan wat oncomfortabel zijn door de plakkers en bandjes, maar het onderzoek zelf is pijnloos. Soms is het even trekken aan je haar bij het verwijderen van de pasta, maar dat is meer irritant dan pijnlijk.
Kan ik gewoon op mijn zij slapen met al die draden?
Ja. De laborant laat meestal zien hoe ver je kunt draaien. De kabels zijn zo aangesloten dat je je nog redelijk vrij kunt bewegen. Hele acrobatische houdingen zijn lastig, maar zijligging is bijna altijd mogelijk.
Mag ik mijn eigen medicijnen innemen?
In principe wel, maar bespreek het altijd vooraf met je arts. Soms wil de arts juist zien hoe je slaapt mét je huidige medicatie, soms juist zonder bepaalde slaapmiddelen.
Hoe lang moet ik wachten op de uitslag?
Meestal één tot enkele weken. De hele nacht moet worden gescoord en beoordeeld. Vaak krijg je de resultaten in een vervolgafspraak bij de slaaparts.
Wat als ik echt bijna niet slaap tijdens het onderzoek?
Dat komt voor, maar zelden helemaal. Vaak blijkt dat er toch meer slaap is geweest dan je zelf denkt. Als er écht te weinig data zijn, kan de arts besluiten het onderzoek te herhalen of een andere aanpak te kiezen.
Een nacht in het slaaplab is misschien niet je droomuitje, maar het kan wel veel duidelijk maken over waarom je overdag zo moe bent, waarom je partner zich zorgen maakt of waarom je al jaren het gevoel hebt dat je slaap “niet klopt”. Met de juiste verwachtingen – en een beetje nuchterheid – is het vooral: één nacht ongemak in ruil voor een hoop antwoorden.
Related Topics
Je slaaponderzoek is klaar – en nu?
Snurken, stopmomenten, moe opstaan: is een apneutest thuis iets voor u?
Wat te Verwachten in het Slaaplaboratorium: Een Gids voor Patiënten
Waarom een slaapdagboek je slaaponderzoek maakt of breekt
Waarom die saaie slaapvragenlijsten je meer vertellen dan je denkt
Waarom de Meerdere Slaap Latentie Test meer zegt dan ‘ik ben moe’
Explore More Slaaponderzoek
Discover more examples and insights in this category.
View All Slaaponderzoek