Wanneer de pers zich met je mentale gezondheid bemoeit

Stel je voor: je zit op de bank, nog half bij van een zware periode met angst of een depressie, en ineens gaat je telefoon. Een journalist. Of je je verhaal wilt doen. Voor "meer begrip". Voor "de goede zaak". Klinkt mooi, toch? Maar ergens in je buik trekt er iets samen. De pers en mentale gezondheid, dat is eigenlijk een ingewikkelde liefdesrelatie. Aan de ene kant hebben we media nodig om taboes te doorbreken, misstanden aan te kaarten en eerlijke informatie te delen. Aan de andere kant kan één onhandige kop of een dramatisch interview je hele leven op z'n kop zetten. En dan heb ik het nog niet eens over familie die ineens overal meningen over je heeft, of werkgevers die meelezen. In dit artikel neem ik je stap voor stap mee door die wereld: hoe media praten over mentale gezondheid, wat dat met je kan doen, hoe je jezelf kunt beschermen als je met de pers praat, en ook: wat je kunt doen als je het gevoel hebt dat de media jouw mentale gezondheid juist schade toebrengen. Geen juridisch handboek, maar een eerlijk, praktisch verhaal. Met voorbeelden, twijfels en ook een beetje troost. Want je bent niet de enige die hiermee worstelt.
Written by
Taylor
Published
Updated

De pers en je hoofd - waarom dit zoveel losmaakt

Laten we eerlijk zijn: mentale gezondheid is nog steeds best wel beladen. Zeker in de media. Als het misgaat, komt het vaak in het nieuws. Als iemand een psychose had, of suïcide pleegde, of “door het lint” ging. De koppen zijn dan groot, soms een tikje sensatiebelust, en de nuance verdwijnt ergens op regel 15.

Dat raakt. Niet alleen mensen die zelf met klachten worstelen, maar ook hun familie, collega’s, buren. Je gaat je afvragen: als ik ooit eerlijk vertel dat ik een depressie had, gaan ze mij dan ook zo zien?

Neem Iris, 29 jaar. Ze had een burn-out en later een depressie. Toen een landelijke krant een serie maakte over jonge mensen met psychische klachten, werd zij benaderd. De redacteur klonk vriendelijk, begripvol, zei dat haar verhaal anderen zou kunnen helpen. Iris zei ja. Maar toen het artikel verscheen, schrok ze van de kop: “Ik was een wrak, niemand kon nog iets met mij”. Een zin die ze ooit in een emotioneel moment had uitgesproken, stond nu groot boven haar hoofd. Haar baas las het. Haar schoonouders ook. De dagen erna durfde ze amper haar telefoon te openen.

De vraag is dus niet alleen: “Hoe praat de pers over mentale gezondheid?” maar ook: “Wat doet dat met de mensen over wie het gaat?”.

Waarom media mentale gezondheid eigenlijk nodig hebben

Het gekke is: we hebben diezelfde pers óók nodig. Zonder media wisten we veel minder over depressie, trauma, ADHD, autisme, eetstoornissen, slaapproblemen en noem maar op. Verhalen in kranten, podcasts en tv-programma’s hebben er nou ja, laten we zeggen: behoorlijk aan bijgedragen dat het gesprek over mentale gezondheid opener is geworden.

Denk aan bekende Nederlanders die open waren over hun depressie of burn-out. Of documentaires over jongeren met angststoornissen. Of reportages over wachttijden in de ggz. Dat soort verhalen maakt het voor veel mensen makkelijker om naar de huisarts te stappen. Op sites als Thuisarts.nl en Hersenstichting.nl zie je ook dat informatie steeds toegankelijker wordt. Media spelen daar een grote rol in.

Er zit dus een spanning: we willen dat er over mentale gezondheid wordt gepraat. Maar we willen óók dat het zorgvuldig gebeurt.

Hoe framing je kan maken of breken

“Framing” is een duur woord voor: hoe een verhaal wordt ingekaderd. Welke woorden worden gekozen? Welke beelden? Wie komt aan het woord? En vooral: wie niet?

Bij mentale gezondheid zie je vaak een paar terugkerende frames:

  • Het drama-frame: de nadruk ligt op extreme situaties, gevaar, incidenten. Denk aan koppen over “verwarde personen”.
  • Het herstelheld-frame: iemand was “helemaal kapot”, maar is nu “sterker dan ooit”. Inspirerend, maar vaak ook nogal zwart-wit.
  • Het slachtoffer-frame: iemand bij wie alleen wordt ingezoomd op ellende, niet op veerkracht of gewone dagelijkse kanten van het leven.

Neem Samir, 41 jaar, die een psychose doormaakte na langdurige slapeloosheid en stress op het werk. In een tv-reportage over “verwarde personen” kwam hij kort in beeld, met een wazige close-up, dramatische muziek eronder. Hij vertelde later dat hij zich gereduceerd voelde tot “die man die gek werd”. Zijn jarenlange carrière, zijn humor, zijn herstelproces - daar was geen seconde voor.

Framing raakt je identiteit. Je bent niet “een depressieve man”, je bent iemand die óók een depressie heeft (gehad). Dat verschil lijkt klein, maar in de praktijk voelt het gigantisch.

Als de pers bij jou aanklopt: mag je ook gewoon nee zeggen?

Ja. Punt. Je mag altijd nee zeggen.

Dat klinkt simpel, maar op het moment zelf voelt het vaak helemaal niet zo. Zeker niet als een journalist vriendelijk is, tijdsdruk heeft en zegt dat jouw verhaal “zoveel mensen kan helpen”. Dat laatste is trouwens vaak waar, maar dat betekent nog steeds niet dat je verplicht bent om je hele binnenwereld open te leggen.

Een paar vragen die je jezelf kunt stellen voordat je ja zegt, werken in de praktijk vaak beter dan een standaard lijstje met tips.

Stel jezelf bijvoorbeeld de vraag: zou ik het oké vinden als mijn toekomstige werkgever dit leest of ziet? Niet omdat je je zou moeten schamen, maar omdat de werkelijkheid nou eenmaal is dat vooroordelen nog bestaan.

Of: hoe voel ik me als mijn ouders, kinderen of buren dit zien? Voel ik dan spanning in mijn lijf? Dan is dat een signaal. Niet per se dat je het niet moet doen, maar wel dat je misschien grenzen moet stellen: wat vertel ik wél, wat niet?

En misschien de belangrijkste: ben ik hier al stabiel genoeg voor? Als je nog midden in een crisis zit, kan media-aandacht extra heftig binnenkomen. Reacties, misverstanden, of gewoon het idee dat “heel Nederland” nu weet hoe slecht het met je gaat.

Grenzen stellen zonder ondankbaar te voelen

Veel mensen die met de pers praten over hun mentale gezondheid, zijn idealistisch. Ze willen helpen, taboes doorbreken, anderen eenzaamheid besparen. Dat is mooi. Maar het mag niet ten koste gaan van jouw veiligheid.

Je kunt bijvoorbeeld zeggen:

  • Dat je liever anoniem wilt blijven of alleen met voornaam genoemd wilt worden.
  • Dat je geen herkenbare foto wilt.
  • Dat bepaalde details over trauma, suïcidepogingen of familie niet gedeeld mogen worden.
  • Dat je het interview wilt nalezen op feitelijke onjuistheden (let op: media zijn niet verplicht om alles aan te passen, maar veel redacties zijn welwillend als je dat vooraf bespreekt).

Het voelt soms ongemakkelijk om dat te vragen. Alsof je “moeilijk” doet. Maar eerlijk: een journalist die zorgvuldig wil werken, vindt dit soort vragen normaal. En als iemand geïrriteerd reageert op je grenzen, is dat op zich al een waarschuwing.

De pers en stigma: hoe woorden blijven plakken

Taal over mentale gezondheid is de laatste jaren veranderd, maar nog lang niet overal. Het woord “gek” duikt nog regelmatig op. En termen als “verwarde man” worden vaak gebruikt waar het eigenlijk gaat om iemand met psychische klachten, verslaving, hersenletsel, of gewoon iemand in een crisissituatie.

Dat soort woorden doen iets. Ze plakken. Ze zorgen ervoor dat mensen minder snel hulp zoeken, omdat ze niet in dat hokje willen vallen. Op sites als Gezondheidsnet zie je dat er bewuster gekozen wordt voor neutrale taal. In harde nieuwsberichten gaat dat nog lang niet altijd zo.

Ook in entertainmentprogramma’s en talkshows sluipt er van alles in: grapjes over “ik ben zo autistisch”, luchtig zeggen dat je “depressief” bent omdat het regent, of iemand “borderliner” noemen als scheldwoord. Het lijkt onschuldig, maar voor mensen die daadwerkelijk met die diagnoses leven, voelt het vaak allesbehalve luchtig.

Als media je mentale gezondheid triggeren

Soms hoef je niet eens zelf in de media te komen om er last van te hebben. Een heftig nieuwsbericht, een documentaire over suïcide, een podcast over trauma - het kan behoorlijk binnenkomen.

Misschien herken je dit: je leest een artikel over iemand die jarenlang slecht sliep, in een depressie belandde en uiteindelijk niet meer wilde leven. Je was zelf al wat wiebelig. Na het lezen voel je je zwaarder, donkerder. Je gedachten worden scherper, onrustiger. Je bent niet “aanstellerig” als dit gebeurt. Je brein reageert gewoon op prikkels.

Een paar dingen die kunnen helpen, al is het altijd maatwerk:

Ga na: moet ik dit nu lezen of zien? Je mag nieuws bewust doseren. Dat is geen struisvogelgedrag, dat is zelfzorg.

Praat erover met iemand die je vertrouwt als een item je raakt. Soms helpt het al om hardop te zeggen: “Dat programma gisteravond heeft me echt meer geraakt dan ik dacht”.

Check betrouwbare informatie als iets je angst aanjaagt. Niet elk dramatisch verhaal in de media is representatief. Op Thuisarts.nl of bij de Hersenstichting vind je vaak nuchtere uitleg zonder sensatie.

En als je merkt dat je gedachten richting zelfbeschadiging of suïcide gaan: trek direct aan de bel. Huisarts, huisartsenpost, of 113 (in Nederland) of de Zelfmoordlijn 1813 (in België). Media mogen nooit een reden zijn om alleen te blijven met dit soort gedachten.

Hoe je sterker in je schoenen staat als je toch met de pers praat

Stel, je besluit: ik wil mijn verhaal wél delen. Omdat het bij je past, omdat je er goed over hebt nagedacht, omdat je misschien al wat verder in je herstel bent. Hoe zorg je dan dat je niet achteraf denkt: waar ben ik aan begonnen?

Een paar concrete stappen die vaak helpen:

Bereid je kernboodschap voor. Wat wil je dat mensen écht onthouden? Dat herstel mogelijk is? Dat wachttijden onmenselijk lang zijn? Dat je ondanks je diagnose ook gewoon werkt, liefhebt, lacht? Als je dat helder hebt, is het makkelijker om tijdens een interview bij jezelf te blijven.

Bedenk vooraf wat je niet wilt delen. Dat kan gaan over familie, kinderen, details van trauma, of je werk. Je mag tijdens een gesprek altijd zeggen: “Dit wil ik liever niet in het artikel hebben”.

Neem iemand mee naar een interview, als dat kan. Iemand die achteraf met je kan napraten en tijdens het gesprek even kan ingrijpen als je te veel geeft.

Plan na het verschijnen van het artikel of de uitzending bewust ruimte in. Je weet niet hoe het voelt om jezelf terug te zien of te lezen, tot het gebeurt. Zorg dat je die dag niet ook nog vijf andere spannende dingen hebt.

Als het misgaat: kun je nog iets doen?

Soms loopt het anders dan je hoopte. De kop is sensatiegericht, een uitspraak is uit zijn context gehaald, of een foto voelt veel te bloot. Wat dan?

Je kunt altijd terug naar de redactie stappen. Mail of bel de journalist of hoofdredactie en leg rustig uit wat het met je doet. Vraag of een kop aangepast kan worden, of een online artikel geanonimiseerd kan worden. Niet elke redactie zal alles willen of kunnen aanpassen, maar vaker dan je denkt is er wel ruimte.

Voelt het echt onrechtvaardig of schadelijk? Dan kun je advies vragen bij bijvoorbeeld het Juridisch Loket, of kijken naar de mogelijkheden bij de Raad voor de Journalistiek in Nederland of de Raad voor de Journalistiek in België. Dat is geen snelle route, maar soms wel belangrijk voor je gevoel van rechtvaardigheid.

En los van het formele stuk: zoek steun. Praat erover met je behandelaar, een vertrouwenspersoon op je werk, of een vriend. Schaamte gedijt in stilte. Vaak is de grootste pijn niet eens dat het artikel bestaat, maar dat jij het idee hebt dat je er in je eentje mee moet dealen.

De verantwoordelijkheid van de pers (en waarom jij die niet alleen hoeft te dragen)

Er wordt steeds meer gesproken over “media-ethiek” bij psychische onderwerpen. Hoe breng je nieuws over suïcide zonder copycat-effect? Hoe interview je iemand in een kwetsbare fase zonder daar misbruik van te maken? Hoe voorkom je dat je met één ongenuanceerd item duizenden mensen het gevoel geeft dat ze “gevaarlijk” zijn omdat ze een diagnose hebben?

In Nederland en België bestaan er richtlijnen voor berichtgeving over suïcide en psychische problemen. Veel redacties kennen die, maar in de praktijk gaat het nog vaak mis. Jij hoeft dat niet in je eentje op te lossen. Als je merkt dat een item schadelijk is, kun je dat benoemen. Bij de redactie, op sociale media, of gewoon aan de keukentafel. Verandering begint vaak klein.

Het is ook oké als je zegt: “Ik wil mijn verhaal pas delen als ik voel dat journalisten hier zorgvuldiger mee omgaan”. Je bent niemand een interview verschuldigd.

Wanneer media juist kunnen helen

Tot nu toe klinkt het misschien vooral als een mijnenveld. Maar er is ook een andere kant.

Neem Lotte, 35 jaar, die jarenlang worstelde met een eetstoornis. Ze keek naar een documentaire waarin een vrouw eerlijk vertelde over terugvallen, schaamte, maar ook over therapie en herstel. Zonder dramatische muziek, zonder voyeuristische beelden. Lotte zei later dat ze zich voor het eerst echt gezien voelde. Niet als “ziek meisje”, maar als mens in een proces.

Goede journalistiek kan dat doen. Het kan je het gevoel geven dat je niet gek bent, niet de enige, niet verloren. Het kan familieleden helpen om beter te begrijpen wat er in je hoofd gebeurt. Het kan artsen en politici onder druk zetten om wachttijden, slaapzorg of crisisopvang serieus te nemen.

Daarom is het zo waardevol als mensen met ervaringskennis, hulpverleners en journalisten samen optrekken. Niet vanuit wantrouwen, maar vanuit een gedeeld verlangen: verhalen vertellen die kloppen, die recht doen aan de werkelijkheid, die mensen niet kapotmaken maar juist een beetje ondersteunen.

Veelgestelde vragen over pers en mentale gezondheid

Moet ik altijd mijn echte naam gebruiken in de media?

Nee. Je mag altijd vragen om een andere naam, of om alleen met voornaam genoemd te worden. Zeker als je bang bent voor gevolgen op je werk, in je familie of later in je carrière, kan dat een veilige keuze zijn. Bespreek dit vooraf duidelijk met de journalist.

Mag een journalist alles publiceren wat ik zeg?

In principe wel, tenzij je vooraf duidelijke afspraken hebt gemaakt over wat off the record is of wat niet gebruikt mag worden. Daarom is het zo belangrijk om grenzen te stellen vóórdat het gesprek begint. Je mag ook tijdens het gesprek zeggen: “Dit wil ik liever niet in het artikel”.

Wat als een artikel of tv-item me erg triggert?

Neem je reactie serieus. Praat erover met iemand die je vertrouwt, en schakel je huisarts of behandelaar in als je merkt dat klachten toenemen. Je mag media bewust vermijden als je merkt dat bepaalde onderwerpen je te veel raken. Dat is geen zwakte, dat is zelfbescherming.

Helpt het echt om je verhaal te delen in de media?

Voor sommige mensen wel, voor anderen niet. Sommigen ervaren het als bevrijdend en verbindend, anderen krijgen er juist spijt van. Het hangt af van je situatie, je steunnetwerk, de manier waarop de redactie werkt en je eigen grenzen. Er is geen goed of fout, alleen: past dit nú bij jou?

Waar vind ik betrouwbare informatie over mentale gezondheid buiten de media om?

Kijk bijvoorbeeld op Thuisarts.nl, Gezondheidsnet of de Hersenstichting. Voor slaap en slaapproblemen zijn er gespecialiseerde Nederlandse slaapcentra en informatieplatforms. Deze bronnen zijn meestal veel rustiger en zorgvuldiger dan snelle nieuwsberichten.


De pers gaat niet verdwijnen, en mentale gezondheid gelukkig ook niet meer uit het publieke gesprek. De kunst is om je eigen plek daarin te vinden. Soms als verteller, soms als kritische kijker, soms als iemand die even bewust wegzapt. Jij mag kiezen. En je mag die keuze zo vaak herzien als je wilt.

Explore More Mentale Gezondheid

Discover more examples and insights in this category.

View All Mentale Gezondheid