Slapen in de kraamperiode – waarom het zo anders voelt (en wat wél helpt)

Stel je voor: je ligt om 03.17 uur rechtop in bed, baby op je borst, partner snurkend naast je. Je ogen prikken, je lijf voelt alsof er een vrachtwagen overheen is gereden en toch… kun je niet slapen. Terwijl iedereen je wekenlang heeft toegeroepen: “Slaap als de baby slaapt!” Ja hoor, leuk bedacht. De kraamperiode en slapen hebben een ingewikkelde relatie. Je hormonen gaan alle kanten op, je lichaam is aan het herstellen van een bevalling (of keizersnede), je borsten lekken, je hoofd maakt overuren en ergens in dat alles moet jij óók nog uitrusten. En dan is er dat stemmetje dat zegt: “Ik moet nu slapen, anders red ik het morgen niet.” Herkenbaar? In dit artikel duiken we in wat er nou eigenlijk gebeurt met je slaap in die eerste weken na de bevalling. Niet vanuit het perfecte Instagram-plaatje, maar zoals het echt gaat: rommelig, schokkerig, soms best wel zwaar, maar ook met ruimte om het jezelf makkelijker te maken. We kijken naar wat normaal is, wanneer je je zorgen moet maken en vooral: wat wél werkt als doorslapen voorlopig een verre droom is.
Written by
Taylor
Published
Updated

Waarom slapen na de bevalling ineens zo’n puzzel is

Je zou denken: bevallen is topsport, daarna val je in een comaslaap en zie je iedereen over drie dagen wel weer. De realiteit? Je wordt om de haverklap wakker van een kreuntje, een voeding, naweeën, lekkende borsten of gewoon van je eigen gedachten.

Er spelen meerdere dingen tegelijk:

  • Je hormonen zijn in een soort achtbaan terechtgekomen.
  • Je slaap wordt opgeknipt in korte stukken door voedingen en verzorging.
  • Je lichaam is aan het herstellen van een flinke lichamelijke inspanning.
  • Je hoofd staat niet uit: zorgen, piekeren, alles is nieuw.

Neem Eva, 32 jaar. Ze had tijdens haar zwangerschap al slecht geslapen. Iedereen zei: “Wacht maar, als de baby er is, slaap je weer beter.” In de kraamweek bleek het tegenovergestelde. Ze viel ’s avonds prima in slaap, maar schrok elk uur wakker om te checken of haar dochter nog ademde. Niet omdat er iets mis was, maar omdat haar brein op standje ‘waakzaam’ stond.

En dat is eigenlijk heel logisch: je lijf en brein zijn ingesteld op beschermen en voeden. Alleen is dat beschermmodus-knopje soms nogal moeilijk uit te zetten.

Je hormonen doen niet aan nachtrust

In de kraamperiode verandert je hormoonhuishouding razendsnel. Waar je tijdens de zwangerschap hoge spiegels van oestrogeen en progesteron had, kelderen die na de bevalling. Tegelijk schiet je prolactine (voor de melkproductie) omhoog en speelt ook oxytocine een rol bij de borstvoeding en je hechting met de baby.

Die hormonale mix heeft invloed op:

  • Hoe snel je in slaap valt.
  • Hoe diep je slaapt.
  • Hoe vaak je wakker wordt.
  • Hoe emotioneel je je voelt als je wéér wakker wordt.

Veel vrouwen merken dat ze lichter slapen, sneller wakker schrikken en moeite hebben om weer in te slapen na een voeding. Niet omdat je “niet moe genoeg” bent, maar omdat je lijf in een soort half-wakkere stand blijft.

En dan zijn er nog de nachtzweet-aanvallen. Je ligt eindelijk, je doezelt weg… en je wordt klam en plakkerig wakker. Heel charmant is het niet, maar het hoort bij de hormonale afbouw in die eerste weken.

“Slaap als de baby slaapt” – ja doei

Dat goedbedoelde advies hoor je overal. En ja, in theorie is het slim om rustmomenten te pakken als je baby slaapt. Maar in de praktijk:

  • De kraamverzorgende komt langs.
  • Je schoonmoeder staat met een ovenschotel voor de deur.
  • De verloskundige belt.
  • Je wilt douchen, eten, misschien zelfs even zitten zonder iemand aan je lijf.

En dan is er nog dat onrustige gevoel: als het eindelijk stil is in huis, ga je opruimen, wasjes draaien, appjes beantwoorden. Voor je het weet is het volgende voedingsmoment alweer daar.

Misschien herken je dit: je baby doet een dutje van een uur. Jij denkt: “Als ik nu ga liggen en ik val niet meteen in slaap, dan is het zonde van de tijd.” Dus blijf je doorgaan. Tegen de avond ben je gesloopt en voel je je ook nog eens schuldig dat je “het” niet goed aanpakt.

Wat helpt, is om je verwachting bij te stellen. In de kraamperiode draait het niet om netjes acht uur slaap per nacht. Het gaat om slaap optellen: hier twintig minuten, daar drie kwartier, een keer anderhalf uur. Alles telt. En rust is óók waardevol, zelfs als je niet echt in slaap valt.

Hoeveel slaap is nog normaal in de kraamperiode?

Er is niet één getal dat voor iedereen klopt. Maar grofweg zie je dat veel pas bevallen vrouwen in de eerste weken uitkomen op zo’n 5 tot 7 uur slaap per 24 uur, vaak in stukken van 1 tot 3 uur. Dat voelt weinig, zeker als je vóór de zwangerschap gewend was aan 7 à 8 uur aaneengesloten slaap.

Wat belangrijker is dan het precieze aantal uren:

  • Kun je overdag nog enigszins functioneren, al is het op halve kracht?
  • Heb je momenten waarop je je oké voelt, ook al ben je moe?
  • Wordt de extreme, allesoverheersende moeheid na een paar weken iets minder, of blijft het hetzelfde (of erger)?

Als je na 4 tot 6 weken nog steeds het gevoel hebt dat je totaal niet vooruit te branden bent, of je slaap totaal niet pakt, is het slim om aan de bel te trekken bij je verloskundige, huisarts of de jeugdverpleegkundige van het consultatiebureau. Soms speelt er meer mee, zoals een beginnende postpartum depressie of angstklachten.

Thuisarts.nl heeft een duidelijke pagina over somberheid na de bevalling en wanneer je hulp moet zoeken. Dat kan helpen om je eigen situatie beter in te schatten.

De mentale kant: het hoofd dat niet wil stoppen

Slapen gaat niet alleen over je lijf, maar ook over je hoofd. En dat hoofd maakt in de kraamperiode overuren. Gedachten als:

  • “Ademt de baby nog?”
  • “Heb ik die voeding wel goed gedaan?”
  • “Wat als er vannacht iets misgaat?”
  • “Ik moet slapen, ik móét slapen, anders stort ik morgen in.”

Hoe harder je probeert te slapen, hoe wakkerder je vaak wordt. Dat is een bekend mechanisme: je zet jezelf onder druk, je stresssysteem gaat aan, en slapen wordt juist lastiger.

Neem Sarah, 29 jaar, na een pittige bevalling die eindigde in een spoedkeizersnede. De eerste nachten thuis durfde ze niet te slapen als haar baby sliep. Ze zat rechtop in bed, lampje aan, baby in het wiegje naast haar. Ze was uitgeput, maar elke keer als ze haar ogen dichtdeed, zag ze weer flitsen van de operatiekamer.

Bij haar was het niet “gewoon” slecht slapen, maar ook een verwerkingsproces na een heftige ervaring. In zo’n situatie kan het heel helpend zijn om erover te praten met de verloskundige, huisarts of een psycholoog. Soms is er sprake van een trauma of angststoornis, en dan hoef je het echt niet alleen uit te zoeken.

Praktische dingen die wél verschil kunnen maken

Je lost geen gebroken nachten op met een paar trucjes, laten we eerlijk zijn. Maar er zijn wel dingen die het net wat draaglijker kunnen maken.

Kleine aanpassingen in je slaapomgeving

Je slaapkamer hoeft geen spa te zijn, maar een paar simpele aanpassingen helpen vaak:

  • Houd de kamer zo donker mogelijk ’s nachts. Gebruik een klein nachtlampje voor voedingen, geen felle plafonnière.
  • Probeer de kamer niet te warm te maken. Rond de 18 graden is meestal prettig om te slapen.
  • Leg alles wat je ’s nachts nodig hebt (luiers, doekjes, spuugdoekjes, voeding) binnen handbereik, zodat je niet half het huis door hoeft.

En ja, er ligt waarschijnlijk overal was, hydrofiele doeken en rompertjes. Dat is tijdelijk. Je hoeft geen opgeruimd huis te hebben om goed te mogen slapen.

Rust inbouwen zonder prestatie

Als slapen overdag niet lukt, kun je alsnog “rustmomenten” inbouwen:

Ga even liggen met je ogen dicht, zonder telefoon. Zet eventueel een rustige podcast of ontspanningsaudio op. Vertel jezelf: “Dit is óók herstel, ook als ik niet in slaap val.” Daarmee haal je de druk eraf.

Sommige vrouwen vinden het fijn om een korte ademhalingsoefening te doen na een voeding, voordat ze weer gaan liggen. Bijvoorbeeld rustig 4 tellen inademen, 6 tellen uitademen, een paar minuten achter elkaar. Niet als truc om per se in slaap te vallen, maar om je lijf te laten zakken uit de ‘actie-stand’.

De rol van je partner (en waarom je het niet alleen hoeft te doen)

In veel relaties sluipt er een soort onuitgesproken verdeling in: jij doet de nachten, je partner “moet werken” en slaapt door. Maar jij werkt ook. Je lichaam, je borsten, je hoofd – alles is keihard aan het werk.

Je mag dus best wel eerlijk zijn: wat heb jij nodig om het vol te houden?

Misschien kan je partner:

  • De eerste nachtvoeding met fles overnemen (als dat past bij jullie keuzes).
  • De baby na een vroege ochtendvoeding meenemen, zodat jij nog een paar uur kunt doorslapen.
  • In het weekend een “uitslaapochtend” voor jou inbouwen.

Het hoeft niet perfect of volgens een schema. Maar als jij nooit een blok van meer dan twee uur achter elkaar slaapt, gaat dat op den duur wringen.

Borstvoeding, flesvoeding en slaap: geen wedstrijd

Er wordt vaak gedaan alsof je met flesvoeding automatisch beter slaapt en met borstvoeding per definitie nachtenlang wakker ligt. De werkelijkheid is veel genuanceerder.

Bij borstvoeding heb je vaker nachtvoedingen, zeker in het begin. Tegelijk maken vrouwen die borstvoeding geven vaak meer prolactine aan, wat óók weer slaperigheid kan geven na een voeding. Sommige moeders dutten daardoor makkelijker weer in.

Bij flesvoeding zijn voedingen soms iets beter te plannen en kan een partner makkelijker een nachtvoeding overnemen. Maar dat betekent niet dat je baby ineens gaat doorslapen.

Belangrijk om te onthouden: kies wat bij jullie past, niet wat zogenaamd het beste is voor je nachtrust volgens de buurvrouw, het internet of dat ene boek. En als je merkt dat je slaaptekort zo groot wordt dat je het niet meer trekt, bespreek dat dan met je verloskundige, lactatiekundige of huisarts. Soms zijn er hele praktische aanpassingen mogelijk.

Wanneer slaapgebrek meer wordt dan “gewoon moe”

Moe zijn in de kraamperiode is normaal. Maar er is een grens waarbij slaapgebrek echt een risico voor je gezondheid wordt.

Let op signalen zoals:

  • Je huilt bijna de hele dag en ziet nergens meer een lichtpuntje in.
  • Je voelt je angstig of opgejaagd, ook als de baby rustig slaapt.
  • Je hebt geen eetlust meer of juist enorme eetbuien.
  • Je kunt je niet concentreren, alles voelt als een enorme berg.
  • Je denkt soms: “Als ik nu gewoon weg zou zijn, zou iedereen beter af zijn.”

Dat zijn geen tekenen dat jij faalt. Dat zijn alarmsignalen. Postpartum depressie en angststoornissen komen vaker voor dan veel mensen denken. Op sites als Thuisarts en Gezondheidsnet vind je herkenbare informatie over klachten na de bevalling.

Als je dit bij jezelf herkent, trek dan aan de bel. Bij je huisarts, verloskundige of het consultatiebureau. Liever een keer “te vroeg” hulp vragen dan te lang doorploeteren.

Een nacht die anders loopt dan gepland

Stel je voor: het is 22.30 uur. Jij besluit: “Nu ga ik slapen, ik pak wat ik pakken kan.” Je baby valt rond 23.00 uur in slaap. Om 00.15 uur is er weer een voeding. Daarna lig je nog een half uur wakker. Om 02.00 uur begint er een huilsessie. Je partner snurkt. Om 04.30 uur val je eindelijk diep in slaap… en om 05.15 uur is je baby weer wakker.

Je eerste gedachte: “Ik heb bijna niet geslapen, dit wordt een rampdag.”

Als je het optelt, kom je misschien toch nog aan 3 à 4 uur verspreid over de nacht. Dat is niet veel, maar het is ook niet “niets”. Probeer je taal naar jezelf iets zachter te maken: “Het was een rot-nacht. Ik heb wél wat geslapen. Vandaag doe ik het rustig aan en pak ik elk rustmoment dat lukt.”

Dat klinkt misschien als een detail, maar hoe je erover denkt, beïnvloedt hoe je je voelt. Je maakt het al zwaar genoeg, je hoeft jezelf er niet óók nog bij af te branden.

Wat je wél mag verwachten na een paar weken

De eerste twee weken zijn vaak het meest chaotisch. Daarna zie je bij veel gezinnen dat er langzaam wat meer ritme komt. Dat betekent niet dat je baby ineens doorslaapt, maar je leert elkaar beter kennen.

Je gaat signalen herkennen: wanneer je baby echt honger heeft, wanneer het meer onrust is, wanneer een schone luier al genoeg is. Daardoor worden nachten soms net iets minder hectisch.

Je mag ongeveer dit verwachten:

  • De eerste 2 weken: alles is nieuw, nachten zijn vaak onvoorspelbaar.
  • Rond week 3–4: je merkt dat je zelf soms net iets makkelijker weer in slaap valt.
  • Rond week 6–8: sommige baby’s doen wat langere blokjes slaap (bijvoorbeeld 3–4 uur achter elkaar), anderen nog helemaal niet. Beide is normaal.

Als je na een week of 6 nog steeds het gevoel hebt dat je geen enkel ritme hebt, totaal niet uitrust en je mentaal achteruit gaat, is het opnieuw een goed moment om hulp te zoeken. Dat kan heel laagdrempelig via je huisarts of het consultatiebureau.

Je bent niet de enige (ook al voelt het ’s nachts wel zo)

In de stilte van de nacht voelt het soms alsof jij de enige bent die wakker is met een huilende baby, een bonkend hoofd en een lijf dat naar bed schreeuwt. Maar in dezelfde straat, dezelfde stad, hetzelfde land zitten duizenden vrouwen op datzelfde moment rechtop in bed met precies hetzelfde gevoel.

Je hoeft dit niet perfect te doen. Je hoeft niet dankbaar te zijn voor elke gebroken nacht “omdat je tenminste een gezonde baby hebt”. Je mag moe zijn, chagrijnig, overprikkeld. Je mag hulp vragen. Je mag dingen uitproberen die voor jullie werken, ook als ze niet in een boekje staan.

Als je merkt dat je slaaptekort je dagelijks leven echt gaat bepalen, kijk dan eens naar betrouwbare informatiebronnen:

En vergeet niet: deze kraamperiode is intens, maar tijdelijk. Je gaat echt weer een keer een nacht hebben waarin je wakker wordt en denkt: “Hé, ik heb gewoon geslapen.” Misschien niet morgen, misschien niet volgende week, maar hij komt.


Veelgestelde vragen over slapen in de kraamperiode

1. Hoe snel na de bevalling zou mijn slaap weer beter moeten worden?

De eerste twee weken zijn vaak het meest rommelig. Daarna merk je meestal langzaam wat verbetering, al blijft je slaap gefragmenteerd zolang je baby ’s nachts meerdere keren wakker wordt. Als je na 6 tot 8 weken nog totaal niet uitrust en je mentaal steeds slechter voelt, is het verstandig om je huisarts of verloskundige te raadplegen.

2. Is het normaal dat ik bang ben om te slapen omdat ik de baby wil blijven checken?

Ja, dat komt veel voor. Zeker in de eerste dagen en bij vrouwen die een spannende zwangerschap of bevalling hebben gehad. Als die angst na een paar weken niet afneemt, of je slaap daardoor vrijwel niet pakt, kan er sprake zijn van angstklachten. Bespreek dit met je huisarts, verloskundige of het consultatiebureau.

3. Mag ik slapen met mijn baby op mijn borst of in mijn bed?

Veel ouders dommelen soms weg met de baby op de borst of naast zich in bed. Voor de veiligheid is het belangrijk om je goed te informeren over veilig slapen. Op RIVM en via het consultatiebureau vind je richtlijnen voor veilig samen slapen. Bespreek je situatie eventueel met een professional zodat je de risico’s zo klein mogelijk maakt.

4. Helpt het om ’s nachts voedingen over te slaan zodat ik meer slaap?

Bij een pasgeboren baby is het meestal niet verstandig om bewust voedingen over te slaan, zeker niet in de eerste weken. Baby’s hebben regelmatig voeding nodig, ook ’s nachts. Wel kun je samen met je partner kijken wie welke voeding doet, en of je bijvoorbeeld een langer slaapblok voor jezelf kunt organiseren, afhankelijk van of je borstvoeding of flesvoeding geeft.

5. Wanneer moet ik echt hulp zoeken voor mijn slaapproblemen?

Zoek hulp als je:

  • Meer dan een paar weken nauwelijks slaapt, ook als de baby slaapt.
  • Je heel somber, angstig of verdoofd voelt.
  • Gedachten hebt dat het je allemaal niets meer kan schelen, of dat iedereen beter af zou zijn zonder jou.

Begin bij je huisarts, verloskundige of het consultatiebureau. Zij kunnen met je meedenken en je zo nodig doorverwijzen.

Explore More Vrouwen

Discover more examples and insights in this category.

View All Vrouwen