Waarom je snurken meer zegt dan je denkt

Stel je voor: je partner zegt al maanden dat je 's nachts stopt met ademen. Zelf merk je er weinig van. Je wordt alleen moe wakker, hebt hoofdpijn en je concentratie is dramatisch. Overdag kun je in de trein, achter je laptop of zelfs in een vergadering bijna in slaap vallen. Je denkt: ja, ik slaap gewoon slecht. Maar wat als je lichaam 's nachts tientallen keren per uur in paniekstand schiet, zonder dat jij het doorhebt? De diagnose slaapapneu klinkt voor veel mensen als iets voor "oude, zware snurkers". De realiteit is een stuk minder simpel. Jong, oud, slank, met of zonder snurkgeschiedenis: slaapapneu komt vaker voor dan we denken, en wordt nog steeds best wel vaak gemist. Juist daarom is het traject naar een goede diagnose zo belangrijk. Niet alleen om een label te plakken, maar om eindelijk te snappen waarom je zo kapot wakker wordt. In dit artikel lopen we stap voor stap door hoe artsen slaapapneu opsporen, wat jij zelf al kunt observeren, waarom een nachtje in een slaapcentrum soms onvermijdelijk is en wanneer je terecht moet aandringen op verder onderzoek. Want ja, je snurkgedrag zegt meer over je gezondheid dan je misschien lief is.
Written by
Jamie
Published
Updated

Bij opvallende slaapapneu-verhalen begint het zelden in het ziekenhuis. Het begint vaak met een partner die zegt: “Je snurkt echt bizar hard” of “Ik schrok vannacht, je ademde gewoon even niet”. Of met iemand die zelf merkt: ik ben ‘s ochtends alsof ik een nacht heb doorgehaald, terwijl ik toch 8 uur in bed lag.

Neem Karin, 42 jaar. Geen overgewicht, sport drie keer per week. Zij kwam pas bij de huisarts terecht omdat ze op haar werk steeds fouten maakte en bijna in slaap viel tijdens online meetings. Haar man had al maanden gemopperd over haar gesnurk, maar ja, snurken is toch gewoon irritant, niet gevaarlijk? Tot hij een keer wakker bleef en zag dat ze telkens stokte in haar ademhaling. Dat was het moment waarop de huisarts in beeld kwam.

Die eerste stap - erkennen dat er misschien meer aan de hand is dan “gewoon moe” - is eigenlijk de moeilijkste. Veel mensen wennen aan hun vermoeidheid en denken dat het er nou eenmaal bij hoort.

Wat de huisarts wil weten: meer dan alleen “snurk je?”

Bij de huisarts begint het met een gesprek. En als het goed is, is dat gesprek best wel uitgebreid. Verwacht vragen als:

  • Hoe vaak voel je je overdag slaperig?
  • Val je wel eens bijna in slaap tijdens autorijden of vergaderingen?
  • Word je ‘s nachts wakker met het gevoel dat je naar lucht hapt?
  • Heb je ochtendhoofdpijn?
  • Moet je vaak plassen ‘s nachts?
  • Heb je last van concentratieproblemen, vergeetachtigheid of prikkelbaarheid?

Als er een partner of huisgenoot is die je slaapgedrag ziet, is die informatie goud waard. Die ziet namelijk dingen die jij zelf niet merkt: ademstops, rare geluiden, onrustig bewegen.

De rol van je lichaam: meten is weten

Naast het gesprek volgt meestal lichamelijk onderzoek. De huisarts kijkt bijvoorbeeld naar:

  • Je bloeddruk (verhoogd komt vaak voor bij onbehandelde slaapapneu)
  • Je gewicht en BMI
  • De omtrek van je nek
  • De stand en vorm van je kaak en tong
  • De ruimte achter in je keel (vergrote amandelen, nauwe keel, grote tongbasis)

Dit is geen schoonheidskeuring, maar een risico-inschatting. Iemand met een brede nek, hogere BMI, hoge bloeddruk en flink snurkverhaal komt sneller in de categorie: hier moeten we iets mee.

Vaak wordt ook gevraagd naar andere aandoeningen, zoals diabetes type 2, hart- en vaatziekten of ritmestoornissen. Niet omdat je dan “schuldig” bent, maar omdat slaapapneu daar opvallend vaak naast voorkomt.

Wanneer zegt de huisarts: hier hoort een slaaponderzoek bij?

Er is geen magische grens, maar artsen gebruiken wel een soort mentale checklist. Hoe meer punten je scoort op slaperigheid overdag, snurken, ademstops en risicofactoren, hoe groter de kans dat je wordt doorverwezen naar een slaapcentrum, longarts, KNO-arts of neuroloog.

Een hulpmiddel dat vaak wordt gebruikt, is de Epworth Sleepiness Scale. Dat is een korte vragenlijst waarin je aangeeft hoe groot de kans is dat je in verschillende situaties in slaap valt. Bijvoorbeeld tijdens tv kijken, in de trein, als passagier in de auto of zittend na de lunch. Hoge scores zijn een rode vlag.

Word je daarnaast beschreven als iemand die:

  • luid en bijna elke nacht snurkt,
  • ademstops heeft (gezien door partner),
  • wakker schrikt met een stikkend of happend gevoel,

dan is de kans groot dat er een verwijzing volgt voor een slaaponderzoek.

De kern van de diagnose: een nacht vol snoertjes en cijfers

Je kunt veel vermoeden op basis van klachten, maar slaapapneu echt vaststellen lukt alleen met een slaaponderzoek. Dat heet meestal een polysomnografie (in een slaapcentrum) of een vereenvoudigd slaaponderzoek thuis.

Slaaponderzoek in het ziekenhuis of slaapcentrum

Bij een volledige polysomnografie slaap je een nacht in een slaaplaboratorium. Klinkt dramatisch, maar in de praktijk lig je gewoon in een eenpersoonskamer met allerlei sensoren op je lijf. Denk aan:

  • Plakkers op je hoofd om je hersenactiviteit te meten (welke slaapfase je zit)
  • Bandjes om borst en buik om je ademhaling te registreren
  • Sensor onder je neus om luchtstroom te meten
  • Saturatiemeter aan je vinger om zuurstofgehalte te volgen
  • Sensoren op je benen om bewegingen te zien
  • Microfoon of sensor om snurken vast te leggen

Ja, het voelt wat onnatuurlijk, maar mensen slapen verrassend vaak toch redelijk normaal. En daar is het allemaal om te doen: zien wat er gebeurt tijdens jouw echte slaap.

Thuis-slaaponderzoek: minder plakkers, maar genoeg informatie

Steeds vaker wordt gekozen voor een slaaponderzoek thuis. Je krijgt dan een apparaat mee dat je zelf aansluit, met sensoren voor:

  • Ademhaling
  • Luchtstroom bij neus en/of mond
  • Zuurstofgehalte in het bloed
  • Ligging van je lichaam
  • Soms snurkgeluid

Dit heet vaak een poly(somno)grafie light of respiratoir slaaponderzoek. Je hersenactiviteit wordt dan meestal niet gemeten, maar voor het opsporen van slaapapneu is dit vaak al meer dan genoeg.

De magische getallen: AHI en ODI uitgelegd zonder vakjargon

Na die nacht krijg je geen poëtisch slaapverslag, maar vooral cijfers. De belangrijkste zijn de AHI en vaak ook de ODI.

  • AHI (Apneu-Hypopneu Index): hoeveel ademstops (apneus) en bijna-ademstops (hypopneus) je gemiddeld per uur hebt.
  • ODI (Oxygen Desaturation Index): hoe vaak per uur je zuurstofgehalte merkbaar daalt.

Artsen gebruiken meestal deze indeling voor de AHI:

  • 5 tot 15: milde slaapapneu
  • 15 tot 30: matige slaapapneu
  • meer dan 30: ernstige slaapapneu

Belangrijk detail: een AHI van 8 kan voor de een bijna geen klachten geven, terwijl iemand anders met dezelfde score nauwelijks kan functioneren. Daarom kijkt een goede arts nooit alleen naar het getal, maar altijd naar de combinatie met jouw klachten, je werk, je veiligheid (bijvoorbeeld beroepschauffeur) en je andere aandoeningen.

Obstructief, centraal of gemengd: wat voor soort slaapapneu heb je eigenlijk?

Niet alle slaapapneu is hetzelfde. Tijdens het slaaponderzoek wordt ook gekeken naar het type ademstop.

  • Obstructieve slaapapneu: je hersenen geven keurig het signaal om te ademen, maar je keel klapt dicht. Dit is veruit de meest voorkomende vorm.
  • Centrale slaapapneu: het signaal vanuit de hersenen om te ademen valt soms gewoon weg. De luchtweg is open, maar er komt geen ademhalingsbeweging.
  • Gemengde slaapapneu: een combinatie van beide.

Waarom dit uitmaakt? Omdat het type apneu invloed heeft op de behandeling. Obstructieve slaapapneu wordt meestal behandeld met CPAP (een apparaat dat via een masker lucht inblaast) of soms met een beugel of operatie. Bij centrale slaapapneu ga je eerder kijken naar hart- of neurologische oorzaken en andere behandelopties.

Waarom de diagnose soms gemist wordt

Als je met mensen praat die jaren met onopgemerkte slaapapneu hebben rondgelopen, hoor je vaak dezelfde patronen.

“Je bloedonderzoek is goed, dus er is niks aan de hand”

Vermoeidheid wordt vaak eerst gekoppeld aan bloedarmoede, schildklierproblemen of een tekort aan vitamines. Logisch, want dat zijn relatief simpele dingen om te testen. Maar als al die waarden keurig zijn, wordt er nogal eens geconcludeerd: tja, dan zal het wel stress zijn.

En natuurlijk speelt stress soms mee. Maar als iemand zegt:

  • Ik slaap lang genoeg,
  • ik ben overdag bijna niet wakker te houden,
  • mensen zeggen dat ik raar adem tijdens mijn slaap,

dan mag slaapapneu eigenlijk niet te snel van tafel.

Vrouwen, jongeren en slanke mensen vallen buiten het stereotype

Bij mannen van middelbare leeftijd met overgewicht gaat de slaapapneu-radar vaak meteen af. Bij vrouwen, jongere mensen en slanke personen helaas minder. Terwijl ook zij gewoon obstructieve slaapapneu kunnen hebben.

Een jonge IT’er van 29 jaar vertelde bijvoorbeeld dat hij pas na drie jaar klagen over concentratieproblemen en vermoeidheid een slaaponderzoek kreeg. Hij sportte veel en had geen buikje, dus slaapapneu kwam simpelweg niet in het hoofd van de huisarts op. Tot zijn vriendin erop stond dat er iets mis was: “Je stopt gewoon met ademen, ik word er bang van.” De uitslag: ernstige slaapapneu met een AHI boven de 40.

Zelftests en apps: handig, maar niet zaligmakend

Er zijn allerlei apps en gadgets die je snurkgedrag of beweging meten. Leuk speelgoed, soms nuttig ter ondersteuning, maar geen vervanging van een echt slaaponderzoek.

Een snurk-app kan bijvoorbeeld laten zien dat je:

  • veel luid snurkt,
  • onrustig beweegt,
  • rare pauzes in geluid hebt.

Dat kan allemaal wijzen op slaapapneu. Maar: de app ziet niet of je zuurstofgehalte daalt, of je daadwerkelijk ademstops hebt, en hoeveel precies. Dus: prima om mee naar de huisarts te nemen als extra informatie, maar laat je niet afschepen met “de app zegt dat het wel meevalt”.

Wat gebeurt er ná de diagnose?

De diagnose zelf is geen eindpunt, maar een start. Als uit het onderzoek blijkt dat je slaapapneu hebt, volgt meestal een gesprek met een longarts, KNO-arts of slaapgeneeskundige. Daarin wordt besproken:

  • Hoe ernstig je apneu is
  • Welk type apneu je hebt
  • Welke klachten je ervaart
  • Wat je beroep is (bijvoorbeeld beroepschauffeur, piloot, machinist)
  • Welke behandelmogelijkheden passen bij jouw situatie

Denk aan CPAP, een mandibulair repositieapparaat (bitje/beugel), aanpassingen in slaaphouding, gewichtsreductie of soms een operatie. Maar dat is weer een heel ander hoofdstuk.

Wat wel belangrijk is om te weten: veel mensen merken al binnen weken tot maanden na start van behandeling een enorm verschil in energie, stemming en concentratie. En dan denk je al snel: had ik dit maar jaren eerder laten onderzoeken.

Wanneer moet je zelf aan de bel trekken?

Als je jezelf herkent in het volgende, is het tijd om er serieus werk van te maken:

  • Je bent overdag structureel slaperig, ondanks voldoende uren slaap.
  • Je partner of huisgenoot ziet ademstops of hoort dat je naar lucht hapt.
  • Je snurkt luid en bijna elke nacht.
  • Je wordt vaak wakker met hoofdpijn of een droge mond.
  • Je hebt concentratieproblemen of bent snel prikkelbaar.
  • Je hebt al hart- en vaatziekten, hoge bloeddruk of diabetes en slaapt slecht.

En ja, ook als je jong bent, slank bent of geen “typische” snurker. Juist dan is het zinvol om je niet te laten wegzetten met “je bent vast gewoon gestrest”.

Een praktische tip: schrijf een week lang op hoe je slaapt en hoe je je overdag voelt. Laat je partner opschrijven wat hij of zij ziet. Neem dat mee naar de huisarts. Dat maakt het gesprek concreter en vergroot de kans dat je serieus genomen wordt.

Veelgestelde vragen over de diagnose slaapapneu

Doet een slaaponderzoek pijn?

Nee. Het kan wat ongemakkelijk voelen door de plakkers, slangetjes en bandjes, maar pijnlijk is het niet. De meeste mensen slapen uiteindelijk toch in, al is het soms wat onrustiger dan thuis. Voor de beoordeling is dat meestal voldoende.

Is één nacht onderzoek wel betrouwbaar?

In de meeste gevallen wel. Slaapapneu is meestal geen aandoening die alleen op maandag voorkomt en op dinsdag niet. Heb je een twijfelachtige uitslag en kloppen je klachten en risico’s niet met de meting, dan kan de arts besluiten tot een herhaalonderzoek of uitgebreider onderzoek in een slaapcentrum.

Kan ik niet gewoon een smartwatch gebruiken in plaats van een slaaponderzoek?

Smartwatches en fitnesstrackers kunnen best aardige inschattingen geven van je slaapduur en soms van zuurstofschommelingen. Maar ze zijn niet nauwkeurig genoeg om een diagnose slaapapneu te stellen of uit te sluiten. Zie ze als hulpmiddel, niet als alternatief.

Hoe lang duurt het voordat ik de uitslag krijg?

Dat verschilt per ziekenhuis en slaapcentrum. Vaak krijg je binnen 2 tot 4 weken een afspraak of telefonisch consult om de uitslag te bespreken. Soms gaat het sneller, zeker als er sprake is van ernstige klachten of een duidelijke verdenking.

Kan de diagnose slaapapneu gevolgen hebben voor mijn rijbewijs?

Ernstige, onbehandelde slaapapneu kan invloed hebben op je rijgeschiktheid, zeker als je overdag erg slaperig bent. Met goede behandeling en controle is autorijden in veel gevallen gewoon mogelijk. Voor beroepschauffeurs gelden strengere regels. Bespreek dit altijd eerlijk met je arts; die kent de actuele richtlijnen.

Waar vind je betrouwbare informatie?

Wil je je verder inlezen, kijk dan vooral op Nederlandse en Belgische sites met goede medische informatie. Bijvoorbeeld:

En als je na het lezen denkt: “Dit ben ik” of “Dit is mijn partner” - dan is de volgende logische stap geen nieuw artikel, maar een afspraak bij de huisarts. Daar begint het echte onderzoek.

Explore More Slaapapneu

Discover more examples and insights in this category.

View All Slaapapneu